Deze week is de eerste sneeuw
van de winter 2012/2013 gevallen. Alles lijkt stil te vallen; de auto’s, de
treinen, de natuur. Je hoort mensen onmiddellijk klagen over hoe vreselijk het weer
buiten wel niet is. Mij doet de sneeuw vooral denken aan de gezellige winterlandschappen
van Hendrick Avercamp; een schilder die ik voor het eerst leerde kennen dankzij
het boek ‘De stomme van Kampen’ van Thea Beckman. Hij creëerde een heerlijke,
gemoedelijke sfeer van mensen die gezamenlijk het ijs op gaan, omdat het water
eindelijk is dichtgevroren.
Hendrick Avercamp (1585-1634)
is dé bekendste schilder en tekenaar van Hollandse winterlandschappen uit de 17de
eeuw. Voornamelijk zijn schilderijen geven ons een beeld van de ijzige winters
van de 17de eeuw. Avercamp, de zoon van een apotheker, werd geboren
in Amsterdam, maar groeide op in Kampen. Dankzij 17de-eeuwse bronnen
weten we dat hij waarschijnlijk doof was, omdat hij in de ‘de stomme’ werd
genoemd. Dit betekende dat iemand niet kon spreken en dus waarschijnlijk doof
was. Schilderen was voor hem dan ook de manier om zich te uiten en zich in het
onderhoud te voorzien.
Waar Avercamp zijn eerste
opleiding voor het schildersvak heeft gevolgd is niet bekend. Het is
waarschijnlijk dat hij dit had gedaan bij de lokale meester. Hij vertrok uiteindelijk
naar Amsterdam om hier verder te leren. In 1607 woonde hij in huis bij Pieter
Isaacks (1569-1625), maar vermoedelijk was hij daarvoor al in de leer bij de
Vlaamse landschapsschilder Gillis van Coninxloo. Na enkele jaren, rond 1613,
keerde hij terug naar Kampen waar hij tot zijn dood bleef.
Avercamp heeft tijdens zijn
gehele carrière winterlandschappen geschilderd, welke levendig, kleurrijk en
met veel detail zijn gemaakt. Op de winterlandschappen van Avercamp zie je
voornamelijk schaatsende mensen. Zijn voorliefde voor dit onderwerp komt
waarschijnlijk voort uit zijn jeugd, toen hij ging schaatsen met zijn ouders.
De keuze voor winterlandschappen kan eveneens veroorzaakt zijn door het feit
dat in de laatste kwart van de 16de eeuw een kleine ijstijd heerste.
Dit betekende dat het reeds vanaf november vroor en sneeuwde. Dit ijzige weer
hield aan tot ongeveer maart of april. Hierdoor werd er op de grachten,
plassen, vijvers en meertjes volop geschaatst. Voor Avercamp waren deze winters
een grote inspiratiebron. Aan de details is te zien dat hij de momenten in de
winter uitzonderlijk gedetailleerd bestudeerde, maar ook met plezier.
Avercamps werk is rijk aan details: schaatsende paren, kinderen
die elkaar bekogelen met sneeuwballen, kolfspelende heren, mensen die door het
ijs zijn gezakt of er hun behoefte op doen. De grote diversiteit aan figuren
maakt Avercamps schilderijen niet alleen tot levendige schouwspelen, ze vormen
tevens een kleurrijke staalkaart van de mode in de eerste kwart van de 17de
eeuw. De schilderijen vertellen allen
kleine verhaaltjes, zoals een verliefd stelletje en een gelukkig gezin op het
ijs.
Voor mij persoonlijk is zijn ‘Winterlandschap met schaatsers’
(1608) wel een van de meest typerende schilderijen van Avercamp. Er gebeurt
veel op het schilderij, maar toch blijft er dankzij de compositie een eenheid
in zitten. Je kan bijna zien dat Avercamp in de winter iedereen die hij op het
ijs zag aandachtig bestudeerde en op papier zette. Uiteindelijk kon hij deze
mensen op een van zijn schilderijen vastleggen. Het maakte niet uit of het hoge
heren waren of het ‘gewone’ volk. Avercamp toonde de winter zoals hij deze zag
en toont ons dus een betrouwbaar beeld van het ijsplezier in de 17e
eeuw.
Helaas bestaan er nog maar
ongeveer honderd schilderijen van deze inspirerende schilder, onder andere te
zien in het Rijksmuseum te Amsterdam en het Mauritshuis te Den Haag.